De Geestelijke Mens - Hoofdstuk 1   

Met toestemming overgenomen uit de Geestelijke mens

Geest, ziel en lichaam

Watchman Nee

Het algemene idee aangaande de samenstelling van mensen is dualistisch - ziel en lichaam. Volgens deze opvatting is de ziel het onzicht-bare, innerlijke, geestelijke deel, terwijl het lichaam het zichtbare, uiterlijke, lichamelijke deel is. Hoewel er enige waarheid in zit, is het toch onnauwkeurig. Zo’n opvatting komt van de gevallen mens, niet van God; naast Gods openbaring is geen enkele opvatting betrouwbaar. Dat het lichaam het uitwendig omhulsel van de mens is, is ongetwijfeld juist, maar de Bijbel haalt nooit geest en ziel door elkaar alsof zij identiek waren. Niet alleen zijn zij verschillend wat woordaanduiding betreft, juist ook hun natuur verschilt van elkaar. Het Woord van God verdeelt de mens niet in de twee delen ziel en lichaam. Het behandelt de mens eerder als driedelig - geest, ziel en lichaam. 1 Thes. 5:23 zegt: “En Hij, de God des vredes, heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Here Jezus Christus blijken in alle delen onberispelijk bewaard te zijn”. Dit vers toont exact aan dat de gehele mens verdeeld wordt in drie delen. De apostel Paulus verwijst hier naar de totale heiliging van gelovigen: “heilige u geheel en al“. Hoe wordt een persoon geheel geheiligd volgens de apostel? Doordat zijn geest, ziel en lichaam bewaard worden. Hieruit kunnen wij gemakkelijk begrijpen dat de totale persoon deze drie delen omvat. Dit vers maakt ook een onderscheid tussen geest en ziel; anders had Paulus hier eenvoudig “uw ziel” geschreven. Daar God onderscheid gemaakt heeft tussen de menselijke geest en de menselijke ziel, trekken wij hier de conclusie uit, dat de mens niet samengesteld is uit twee, maar uit drie delen: geest, ziel en lichaam.

Wat is het belang van het scheiden van geest en ziel? Het is een zaak van uiterst belang want het beïnvloedt het geestelijk leven van de gelovige in grote mate. Hoe kan een gelovige geestelijk leven begrijpen als hij geen kennis heeft van de omvang van de geestelijke wereld? Hoe kan hij geestelijk groeien zonder dit begrip? Tekortschieten in het onderscheid tussen geest en ziel is fataal voor geestelijke volwassenheid. Christenen schrijven het leven van de ziel vaak toe aan het leven van de geest en aldus blijven ze in een zielse staat en zoeken niet naar wat echt geestelijk is. Hoe kunnen wij ontsnappen aan deze schade als wij door elkaar blijven halen wat God heeft ge-scheiden?

Geestelijke kennis is erg belangrijk voor het geestelijke leven. Laten wij daar echter aan toevoegen, dat het voor een gelovige net zo belangrijk is, zo niet belangrijker, om nederig te zijn en gewillig de onderwijzing van de Heilige Geest te aanvaarden. Als dat zo is, zal de Heilige Geest hem de ervaring van scheiding van geest en ziel schenken, hoewel hij misschien niet al te veel kennis omtrent deze waarheid heeft. Aan de ene kant kan de meest onwetende gelovige zonder het minste besef van de scheiding van geest en ziel, toch zo’n scheiding ervaren in werkelijkheid. Aan de andere kant kan de best geïnformeerde gelovige, geheel vertrouwd met de waarheid betreffende geest en ziel, er desalniettemin geen ervaring mee hebben. Veel beter is het als iemand zowel de kennis als ook de ervaring heeft. Het me-rendeel echter mist zo’n ervaring. Dientengevoge is het goed om hen eerst in te leiden in de kennis van de verschillende funkties van geest en ziel en hen dan te bemoedigen te zoeken naar wat geestelijk is.

Andere delen van de Schrift gebruiken dezelfde onderscheiding tussen geest en ziel. “Want het woord van God is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard en het dringt door, zó diep dat het vaneenscheidt geest en ziel, gewrichten en merg, en het schift overleggingen en gedachten des harten “ (Hebr. 4:12). De schrijver verdeelt in dit vers de niet-lichamelijke elementen van de mens in twee delen, “ziel en geest”. Het lichamelijke deel wordt hier vermeld als gewrichten en merg - organen van beweging en gevoel. Als de priester het zwaard gebruikt om het offer open te snijden en het geheel uit elkaar te nemen, kan niets daarbinnen verborgen blijven. Zelfs gewrichten en merg worden gescheiden. Op gelijke wijze gebruikt de Heer Jezus het Woord van God voor Zijn volk om grondig te scheiden, om zelfs door te dringen tot de scheiding van hetgeen van de geest, hetgeen van de ziel en hetgeen van het lichaam is. Hieruit volgt, dat, aangezien ziel en geest gescheiden kunnen worden, zij ook verschillend van natuur moeten zijn. Het is dus duidelijk, dat de mens is samengesteld uit drie delen.

DE SCHEPPING VAN DE MENS

“Toen formeerde de Here God de mens van stof uit de aardbodem en blies de levensadem in zijn neus; alzo werd de mens tot een levend wezen” (een levende ziel - St.Vert.) (Gen.2:7). Toen God de mens schiep, formeerde Hij hem uit stof van de aardbodem en blies toen “de levensadem” in zijn neusgaten. Zodra de levensadem, die de geest van de mens werd, in contact kwam met het menselijk lichaam, werd de ziel voortgebracht. Dientengevolge is de ziel de combinatie van lichaam en geest van de mens. De Schrift noemt de mens daarom “een levende ziel”. De levensadem werd de geest van de mens; dat is het beginsel van leven in hem. De Heer Jezus vertelt ons “het is de Geest die levend maakt” (Joh. 6:63). Deze levensadem komt van de Heer van de Schepping. We moeten de geest van de mens echter niet verwarren met Gods Heilige Geest. De laatstgenoemde verschilt van onze menselijke geest. Romeinen 8:16 laat het verschil zien door te verklaren: “Die Geest getuigt met onze geest dat wij kinderen Gods zijn “: De oorspronkelijke woord “leven” in “levensadem” is chay en staat in het meervoud. Dit zou kunnen wijzen op het feit dat de inbla-zing van God een tweevoudig leven voortbracht, namelijk dat van de ziel en dat van de geest. Toen de inblazing van God het menselijk lichaam binnenkwam, werd het de geest van de mens; maar toen de geest reageerde op het lichaam, werd de ziel voortgebracht. Dit verklaart de bron van leven van onze ziel en van onze geest. We moeten echter erkennen dat deze geest niet Gods Eigen leven is, want “de adem des Almachtigen doet mij leven “ (Job 33:4). Het is niet de entree van het ongeschapen leven van God in de mens, noch is het dat leven van God, dat wij bij de wedergeboorte ontvangen. Wat wij bij de wedergeboorte ontvangen is Gods Eigen Leven, zoals dat getypeerd wordt door de boom des levens. Maar onze menselijke geest, hoewel deze eeuwig bestaat, is ontdaan van “eeuwig leven”.

“Formeerde de mens van stof uit de aardbodem” verwijst naar het lichaam van de mens; “blies de levensadem in zijn neus” verwijst naar de geest van de mens, zoals deze van God kwam; en “de mens werd een levende ziel” verwijst naar de ziel van de mens toen het lichaam levend gemaakt werd door de geest en deze een levend en zelfbewust mens tot aanzijn riep. Een mens als geheel is een drieëenheid- de samenstelling van geest, ziel en lichaam. Volgens Genesis 2 werd de mens gemaakt uit slechts twee onafhankelijke elementen, het lichamelijke en het geestelijke; maar toen God de geest in het omhulsel van het stof plaatste, werd de ziel voortgebracht. De geest van de mens, die het levenloze lichaam aanraakte, bracht de ziel voort. Het lichaam, afgezonderd van de geest, was dood, maar met de geest werd de mens levend gemaakt. Het orgaan dat aldus tot leven werd geroepen, werd de ziel genoemd.

“De mens werd tot een levende ziel” (StV.) geeft niet alleen uitdrukking aan het feit dat de samenstelling van geest en lichaam de ziel voortbracht; het suggereert ook, dat geest en lichaam werden ver-weven met deze ziel. Met andere woorden: ziel en lichaam werden verbonden met de geest, en geest en lichaam werden verweven met de ziel. Adam wist in zijn ongevallen staat niets van dit onophoudelijk streven van geest en vlees, wat voor ons een zaak van dagelijkse ervaring is. Er was een volmaakt opgaan in elkaar van deze drie naturen in één, en de ziel, als samenbindend middel, werd de oorzaak van zijn individualiteit, van zijn bestaan als afzonderlijk wezen” (Pembers Earth’s Earliest Age). De mens werd een levende ziel genoemd, omdat dit de plaats was, waar de geest en het lichaam elkaar ontmoetten en waardoor zijn individualiteit bekend werd. Misschien mogen we een onvolmaakte illustratie gebruiken: doe wat kleurstof in een kopje water. De kleurstof en het water zullen oplossen tot een derde substantie, die we inkt noemen. Op gelijke wijze gaan de twee onafhankelijke elementen van geest en lichaam samen om een levende ziel te worden. (De overeenkomst gaat niet geheel op, omdat de ziel, voortgebracht door het samengaan van geest en lichaam, een onafhankelijk, onoplosbaar element is, net als de geest en het lichaam).

God behandelde de ziel van de mens als iets unieks. Zoals de engelen werden geschapen als geesten, zo werd de mens voornamelijk geschapen als een levende ziel. De mens had niet alleen een lichaam, een lichaam met de levensadem; hij werd bovendien een levende ziel. Dientengevolge vinden we later in de Schriften dat God de mens vaak aanduidde als “zielen”. Waarom? Omdat wat de mens is afhankelijk is van hoe zijn ziel is. Zijn ziel vertegenwoordigt hem en drukt zijn individualiteit uit. Hij is het orgaan van de vrije wil van de mens, het orgaan waarin geest en lichaam volledig in elkaar zijn verweven. Als de ziel van de mens gewillig is om God te gehoorzamen, zal hij de geest toestaan over de mens te heersen, zoals beschikt was door God. De ziel kan ook, als bestuurscentrum van de mens, indien hij daarvoor kiest, de geest onderdrukken en ergens anders behagen in scheppen. Deze drieëenheid van geest, ziel en lichaam kan gedeeltelijk geïllustreerd worden door een gloeilamp. In de lamp, die een afbeelding is van de totale mens, bevinden zich elektriciteit, licht en draad. De geest is als de elektriciteit, de ziel als het licht en het lichaam als de draad. Elektriciteit is de oorzaak van het licht, terwijl het licht het ge-volg is van de elektriciteit, Draad is de materiële substantie waardoor zowel de elektriciteit vervoerd-, als het licht gemanifesteerd wordt. De combinatie van geest en lichaam brengt de ziel voort, datgene wat uniek is voor de mens. Zoals elektriciteit, vervoerd door de draad, wordt omgezet in licht, zo handelt de geest met de ziel en de ziel op zijn beurt drukt zichzelf uit door het lichaam.

We moeten echter goed in gedachten houden, dat, terwijl de ziel in dit huidige leven het ontmoetingspunt is van de bestanddelen van ons bestaan, de geest daarentegen de heersende kracht zal zijn in onze opgestane staat. Want de Bijbel zegt ons:”er wordt een natuurlijk lichaam gezaaid, en een geestelijk lichaam opgewekt” (1Cor. 15:44). Toch is hier een zeer belangrijk punt: wij, die verenigd zijn met de opgestane Heer, kunnen zelfs nu onze geest laten heersen over ons gehele wezen. We zijn niet verbonden met de eerste Adam, die een levende ziel werd, maar met de laatste Adam, Die een leven-gevende geest is (v.45).

AFZONDERLIJKE FUNCTIES VAN GEEST, ZIEL EN LICHAAM

Het is door het fysieke lichaam, dat de mens in contact komt met de materiële wereld. Daaruitvolgend mogen we het lichaam bestempelen als dat deel, dat ons wereld-bewustzijn geeft. De ziel bevat het intellect, dat ons helpt in de tegenwoordige staat van bestaan en tevens de emoties die voortkomen uit de zintuigen. Daar de ziel tot het eigen “zelf” van de mens behoort en zijn persoonlijkheid openbaart, wordt zij dat deel genoemd, dat ons zelf-bewustzijn geeft. De geest is dat deel waarmee we gemeenschap hebben met God en alleen hierdoor kunnen we Hem begrijpen en aanbidden. Omdat hij ons bewust maakt van onze relatie met God, wordt de geest het element van Gods-bewustzijn genoemd. God woont in de geest, het zelf woont in de ziel, terwijl de zintuigen in het lichaam wonen.

Zoals reeds vermeld, is de ziel de ontmoetingsplaats van geest en lichaam want zij zijn verweven met elkaar. Door zijn geest heeft de mens omgang met de geestelijke wereld en met de Geest van God. De geest ontvangt de kracht en het leven van het geestelijk rijk en geeft er ook uitdrukking aan. Door zijn lichaam is de mens in contact met de voelbare buitenwereld, terwijl het beïnvloedt, en beïnvloed wordt. De ziel staat tussen deze twee werelden en behoort toch tot beide. Zij is verbonden met de geestelijke wereld door de geest en met de materiële wereld door het lichaam. Zij is ook in het bezit van de macht van een vrije wil en is dientengevolge in staat om uit haar omgeving te kiezen. De geest kan niet direct het lichaam besturen. Hij heeft een tussenpersoon nodig en die tussenpersoon is de ziel die ontstaan is doordat de geest in aanraking kwam met het lichaam. De ziel staat daarom tussen de geest en het lichaam, terwijl zij die beiden samenbindt. De geest kan het lichaam onderwerpen door de ziel als tussenpersoon, zodat het God zal gehoorzamen; gelijkerwijs kan het lichaam door de ziel de geest verleiden de wereld lief te hebben.

Van deze drie elementen is de geest de hoogste, want hij staat in verbinding met God. Het lichaam is het laagste, want het staat in verbinding met materie. De ziel die ertussen ligt, verbindt de twee aan elkaar en neemt ook hun aard over om daarmee één te worden. De ziel maakt het mogelijk voor de geest en het lichaam te communiceren en samen te werken. Het werk van de ziel is de twee in hun eigenlijke staat te bewaren, zodat ze hun juiste relatie niet zullen verliezen - namelijk, dat de laagste, het lichaam, onderworpen zal zijn aan de geest en dat de hoogste, de geest, over het lichaam zal heersen door de ziel. De belangrijkste factor van de mens is ongetwijfeld de ziel. Hij ziet op de geest om te ontvangen wat de laatstgenoemde van de Heilige Geest heeft ontvangen, opdat de ziel, nadat hij die invloed heeft ondergaan, het ontvangene zal kunnen doorgeven aan het lichaam; dan mag ook het lichaam delen in de volmaaktheid van de Heilige Geest om zo een geestelijk lichaam te worden.

De geest is het edelste deel van de mens en beslaat het binnenste gebied van zijn wezen. Het lichaam is het laagste en neemt de buitenste plaats in. Hiertussen woont de ziel die als hun tussenpersoon dient. Het lichaam is het buitenste onderdak voor de ziel, terwijl de ziel het buitenste omhulsel van de geest is. De geest geeft zijn gedachte aan de ziel door en de ziel beveelt het lichaam om de opdracht van de geest te gehoorzamen. Dit is de betekenis van de ziel als tussenpersoon. Voorafgaand aan de val van de mens beheerste de geest het hele wezen door de ziel.

De kracht van de ziel is zeer wezenlijk, omdat de geest en het lichaam daar zijn verweven en het de plaats is van de persoonlijkheid en invloed van de mens. Voor de mens zonde beging, was de kracht van de ziel geheel onder de heerschappij van de geest. De geest kan niet zelf invloed uitoefenen op het lichaam; het kan dit alleen doen door middel van de ziel. Dit kunnen we zien in Luc. 1:46,47: “Mijn ziel maakt groot de Heer, en mijn geest heeft zich verblijd over God, mijn Heiland”. “De verandering van tijd laat hier zien, dat de geest eerst vreugde ontving in God, en toen, door communicatie, de ziel ertoe aanzette expressie te geven aan het gevoel door middel van het lichamelijke orgaan”. (Pembers Earth’s Earliest Age).

Samenvattend: de ziel is de plaats van de persoonlijkheid. De wil, het intellect en de emoties van de mens zetelen daar. Zoals de geest wordt gebruikt om te communiceren met de geestelijke wereld en het lichaam met de natuurlijke wereld, zo staat de ziel daartussen en oefent zijn kracht om te onderscheiden en te beslissen of de geeste-lijke, dan wel de natuurlijke wereld zal regeren. Ook staat de mens soms onder het bestuur van de ziel door haar intellect, om zo een ideologische wereld te scheppen, die regeert. Om de geest te laten heersen, moet de ziel zijn toestemming geven; anders is de geest hulpeloos om de ziel en het lichaam te besturen. Maar deze beslissing is aan de ziel, want daarin woont de persoonlijkheid van de mens.

Eigenlijk is de ziel de spil waarom het gehele wezen draait, omdat de wil van de mens ertoe behoort. Alleen wanneer de ziel bereid is een nederige houding aan te nemen, kan de geest zelfs de hele mens beheersen. Als de ziel tegen het innemen van zo’n positie rebelleert, zal de geest machteloos zijn om te besturen. Dit verklaart de betekenis van de vrije wil van de mens. De mens is geen robot die zich beweegt overeenkomstig de wil van God. Integendeel, de mens heeft de volledig onafhankelijke macht om over zichzelf te beslissen. Hij bezit een eigen wilskracht en kan kiezen òf Gods wil te volgen, òf Hem te weerstaan en in plaats daarvan satans wil te volgen. God wenst, dat de geest, aangezien hij het edelste deel van de mens is, de controle zal hebben over het gehele wezen. Toch behoort de wil - het zeer belangrijke deel van individualiteit - tot de ziel. Het is de wil, die bepaalt of de geest, het lichaam of zelfs de wil zèlf zal regeren. Met het oog op het feit dat de ziel zo’n macht bezit en hij het orgaan van de individualiteit van de mens is, noemt de Bijbel de mens “een le-vende ziel”.

DE HEILIGE TEMPEL EN DE MENS

“Weet gij niet”, schrijft de Apostel Paulus, “dat gij Gods tempel zijt en dat de Geest Gods in u woont ?”(1Cor.3:16) Hij heeft openbaring ontvangen over de vergelijking van de mens met de tempel. Zoals God vroeger woonde in de tempel, zo woont de Heilige Geest vandaag in het innerlijk van de mens. Door hem te vergelijken met de tempel, kunnen we zien hoe de drie elementen van de mens afzonderlijk kunnen worden aangetoond.

Wij weten dat de tempel in drie delen is verdeeld. Het eerste is de voorhof (buitenhof, Eng.Vert.), die gezien kan worden en bezocht kan worden door allen. Alle externe verering vindt hier plaats. Verder naar binnen gaande, vinden we het Heilige waar alleen de priesters mogen binnentreden en waar zij olie, wierook en brood offeren aan God. Zij zijn heel dicht bij God, maar toch niet het dichtst, want zij zijn nog steeds buiten het voorhangsel en daarom zijn zij niet in staat te staan voor Zijn tegenwoordigheid Zèlf. God woont in het diepste binnenste, in het Heilige der Heiligen, waar de donkerheid wordt overschaduwd door schitterend licht en waar geen mens mag binnengaan. Hoewel de hogepriester er eens per jaar binnengaat, duidt het niettemin aan, dat, alvorens het voorhangsel gescheurd is, geen mens kan vertoeven in het Heilige der Heiligen.

De mens is ook Gods tempel en ook hij heeft drie delen. Het lichaam is als de voorhof (buitenhof), die een externe positie inneemt met zijn leven dat voor iedereen zichtbaar is. Hier moet de mens elk gebod van God gehoorzamen. Hier dient Gods Zoon als Vervanger en sterft voor de mensheid. Binnenin is de ziel, die het innerlijk leven van de mens vormt en die de emotie, de wil en het verstand van de mens omvat. Als zodanig is het Heilige voor een wedergeboren persoon, want zijn liefde, wil en gedachten worden rijkelijk verlicht, zodat hij God kan dienen net als de priester vanouds deed. In het diepste binnenste, achter het voorhangsel, ligt het Heilige der Heiligen, waar nooit enig menselijk licht is doorgedrongen en geen menselijk oog ooit heeft aanschouwd. Het is “de heilige plaats van de Allerhoogste”, de woonplaats van God. Het kan door de mens niet bereikt worden, tenzij God genegen is het voorhangsel te scheuren. Het is de geest van de mens. Deze geest ligt boven het zelfbewustzijn van de mens en reikt verder dan zijn gevoelsvermogen. Hier verenigt de mens zich met God en communiceert hij met Hem. Het Heilige der Heiligen is niet voorzien van licht omdat God daar woont. Er is licht in het Heilige door de zevenarmige kandelaar. De voorhof (buitenhof) ligt in het volle daglicht. Dit alles dient als afbeelding en afschaduwing voor de wedergeboren mens. Zijn geest is als het Heilige der Heiligen met de inwonende God, waar alles wordt gedragen door geloof, boven het zicht, gevoel of begrip van de gelo-vige. De ziel komt overeen met het Heilige want het wordt ruimschoots verlicht met veel rationele gedachten en leerstellingen, veel kennis en begrip betreffende de dingen in de ideologische en materiële wereld. Het lichaam is vergelijkbaar met de voorhof (buitenhof), duidelijk zichtbaar voor allen. De daden van het lichaam kunnen door iedereen gezien worden. De volgorde die God ons voorstelt is onmiskenbaar:“uw geest, ziel en lichaam” (1Tess.5:23). Het is niet “ziel, geest en lichaam”, noch is het “lichaam, ziel en geest”. De geest is het voornaamste deel, vandaar dat hij het eerst genoemd wordt; het lichaam is het laagste deel en daarom wordt dit het laatst genoemd; de ziel staat er tussenin, dus wordt die er tussenin genoemd. Als we nu Gods volgorde bezien hebben, kunnen we de wijsheid van de Bijbel gaan waarderen, die de mens met een tempel vergelijkt. We kunnen de perfecte harmonie herkennen die tussen de tempel en de mens bestaat, zowel wat volgorde als wat waarde betreft.

Tempeldienst vindt plaats naar de openbaring in het Heilige der Heiligen. Alle activiteiten in het Heilige en in de voorhof (buitenhof) worden geregeld door de tegenwoordigheid van God in het Heiligen der Heiligen. Dit is de meest geheiligde plek, de plaats waarop de vier hoeken van de tempel samenkomen en rusten. Het schijnt ons mis-schien toe, dat er niets wordt gedaan in het Heilige der Heiligen, omdat het daar aardedonker is. Alle activiteiten vinden plaats in het Heilige; zelfs die activiteiten van de voorhof worden verricht door de priesters van het Heilige. Toch worden alle activiteiten van het Heilige daadwerkelijk bestuurd door de openbaring in de uiterste stilte en vrede van het Heilige der Heiligen. Het is niet moeilijk de geestelijke toepassing te begrijpen. De ziel, het “orgaan” van onze persoonlijkheid, is samengesteld uit verstand, wil en emotie. Het lijkt alsof de ziel de bedenker van alle actie is, want het lichaam volgt haar leiding. Echter, vóór de val van de mens werd de ziel, ondanks zijn vele acti-viteiten, bestuurd door de geest. En dit is de volgorde die God nog steeds wil: eerst de geest, dan de ziel en op de laatste plaats het lichaam.

Dit artikel is afkomstig uit De Geestelijke Mens - Watchman Nee Deel 1, Hoofdstuk 1, ISBN 9789057190490.

Meer lezen:
Recensie 'De Oogst' jan. 2003
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1, Geest, ziel en lichaam