Inhoudsopgave

Vraag 1: Genade
Vraag 2: Overtredingen versus ongerechtigheden
Vraag 3: De “gezegenden” in Romeinen 4:7 versus de “gezegenden” in Romeinen 4:8
Vraag 4: Onze zonden: “bedekt” of “weggedaan?”
Vraag 5: Reiniging van zonden - eenmalig of telkens weer?
Vraag 6: Het bloed gesprengd voor Gods aangezicht en het bloed gesprengd op de mens
Vraag 7: Zonde en zonden
Vraag 8: Gods genade en Gods gerechtigheid in de verlossing
Vraag 9: De gerechtigheid van God versus de gerechtigheid van Christus
Vraag 10: De gerechtigheid van Christus versus Christus als Gerechtigheid
Vraag 11: De vervolging van de Here en de dood van de Here
Vraag 12: Waarom Christus de God-Mens (Theo-Anthropos) moet zijn
Vraag 13: De ene daad en de ene mens in Romeinen 5:18 en 19
Vraag 14: De relatie tussen onze redding en het houden van de wet door Christus
Vraag 15: De gelovige en de wet
Vraag 16: Christus vervult de Wet en de Profeten
Vraag 17: Leven, gerechtigheid, en de wet in Galaten 3:21
Vraag 18: Waarvan zijn wij precies verlost?
Vraag 19: De zondaar, verloren gaan, en Romeinen 2:12
Vraag 20: Geloven in dood en opstanding om gered te kunnen worden
Vraag 21: Geloven in Christus’ opstanding - vervolg
Vraag 22: Zijn opstanding geeft ons een nieuw leven
Vraag 23: Geloven in de Zoon van God en de Zoon des Mensen
Vraag 24: De geschiedenis van Jona en de betekenis ervan
Vraag 25: De christen: geboren uit God of geschapen door God?
Vraag 26: Rechtvaardiging: door het bloed en de opstanding van Christus
Vraag 27: De twee kanten van Christus’ kruisiging: door mensen en door God
Vraag 28: “Het is volbracht” versus “wat ontbreekt aan de verdrukkingen van Christus”
Vraag 29: Christus stierf: voor ons en voor onze zonden
Vraag 30: Nemen in de verlossing Christus en de christen elkaars plaats in?
Vraag 31: Op welk moment werd onze eenheid met Christus gerealiseerd?
Vraag 32: Waarom zijn wij nooit “in Jezus” of “in Jezus Christus” maar “in Christus?”
Vraag 33: Op welk moment werden wij op Golgotha met Christus gekruisigd?
Vraag 34: Het bloed en het kruis: hun betekenis en werking
Vraag 35: Wie niet gelooft zal verloren gaan
Vraag 36: De wil van God versus de wil van de mens in de verlossing
Vraag 37: Wordt eeuwig leven verkregen door werken?
Vraag 38: De rijke man en Lazarus - Lucas 16
Vraag 39: Rechtvaardiging door geloof versus rechtvaardiging door werken
Vraag 40: Hoe God met de verlorenen omgaat: de drie gelijkenissen in Lucas 15
Vraag 41: De dood van de Here, de komst van de Geest, en de wandel van de gelovige
Vraag 42: Verzoening
Vraag 43: Verlossing: uit genade, door geloof, plus niets
Vraag 44: De onvergeefl ijke zonde
Vraag 45: Vervallen van de genade
Vraag 46: Gaan de mensen uit Hebreeën 6:4-8 verloren?
Vraag 47: “Blijft er geen offer voor de zonden meer over” (Hebreeën 10:26)
Vraag 48: De vijf verschillende soorten vergeving
Vraag 49: De zes verschillende soorten behoud
Vraag 50: Heiliging